Faustina Kowalska werd geboren op 25 augustus 1905, dochter van een groot landbouwersgezin. Om haar ouders financieel bij te staan biedt zij haar diensten aan in een gezin. Op achttienjarige leeftijd wil zij naar het klooster, haar ouders hebben echter de middelen niet en ze kan slechts met moeite haar uitzet bijeenkrijgen. Op 1 augustus 1925 wordt Helena aanvaard bij de Zusters van de Moeder van Barmhartigheid, ook Magdalena's genoemd. Zij zetten zich in voor de opvoeding van arme meisjes die gevaar lopen op straat terecht te komen. Op 30 april 1926 ontvangt zij het habijt en de kloosternaam Zuster Maria-Faustina, waar later aan toe wordt gevoegd: "van het Heilig Sacrament".
Zonder vorming - ze had nauwelijks twee jaar lager onderwijs genoten - vervult zij in de verschillende kloosters waar de gehoorzaamheid haar brengt, de taak van keukenhulp, hovenierster en portierster. De liefde tot God en de naastenliefde brengen haar tot een buitengewone graad van offervaardigheid en intimiteit met God. Op bevel van haar geestelijk leider schrijft zij haar dagboek, in zes delen. Na veel lijden sterft zij aan tuberculose op 5 oktober 1938; op 33-jarige leeftijd.
Het informatief proces (van 21.10.1965 tot 20.10.1967) over haar leven en deugden werd ingezet en afgesloten door Kardinaal Karol Woytila. Tijdens dit proces werd op 25.11.1966 haar stoffelijk overschot overgebracht naar de kapel van de Zusters van de Moeder van de Goddelijke Barmhartigheid te Lagiewniki (Krakau). Het zaligverklaringsproces van de Dienares Gods werd ingezet op 21.1.1968.
Deze tekst is te lezen in het boekje Wij geloven in Gods oneindige liefde en barmhartigheid, een brochure die werd samengesteld aan de hand van teksten uit het Evangelie en uit de dagboeken van Zuster Faustina Kowalska, gepubliceerd met het Imprimatur van Kardinaal Franciscus Macharski, Aartsbisschop van Krakau - Polen 18.4.1979.
/body>